Een kwalitatief onderzoek naar hoogbegaafdheid in protestantse kerken in Nederland: ervaringen en posities
Suzanne van Bart
Het snijvlak van hoogbegaafdheid en religie is academisch nog maar weinig onderzocht. In het kader van mijn afstuderen van een master in Theologie & Religiestudies deed ik daarom in het voorjaar van 2022 kwalitatief onderzoek naar hoogbegaafdheid in de kerk. Het onderzoek is pionierend verricht onder zeven participanten; van belang is dat in de toekomst verder (kwalitatief en empirisch) onderzoek verricht wordt om kennis hierover te funderen en ook academisch toegankelijk te maken. Mijn hoop is dat hoogbegaafden zich in de ervaringen en posities uiteengezet in dit onderzoek kunnen herkennen – voor mijzelf fungeerde het als een spiegel om verder te reflecteren op mijn eigen vragen rondom hoogbegaafdheid en de plek die ik inneem in ‘de kerk’.
Aanvankelijk was het doel van dit onderzoek om zicht te krijgen op de religieuze ontwikkeling van hoogbegaafden door kwalitatief onderzoek, maar na het afnemen van de interviews bleek dat de data meer aanwijzingen gaf om te focussen op de beleefde ervaringen van hoogbegaafden in de kerk, specifiek tijdens een kerkdienst. Daarmee bracht ik ook diverse posities in kaart: welke houding nemen hoogbegaafden in binnen een kerkelijke gemeenschap, hoe positioneren zij zichzelf ten opzichte van kerk en zondagse kerkdienst?
Wat hier volgt is een beknopte weergave van de resultaten van dit onderzoek; het volledige onderzoekartikel is op te vragen. Daarin ga ik ook uitvoerig op onderliggend bronmateriaal in (in deze weergave niet expliciet benoemd). Allereerst beschrijf ik hier kort de ervaringen van hoogbegaafden in een kerkelijke gemeenschap of kerkdienst aan de hand van de drie hoofdcomponenten van het Delphi-model van hoogbegaafdheid (zijn, denken, voelen). Vervolgens zet ik de vier centrale posities uiteen die worden ingenomen door hoogbegaafden, zoals opgekomen vanuit het onderzoek. Deze ervaringen en posities zijn gebaseerd op de beschikbare data op het moment van onderzoek, het is goed mogelijk dat er aanvullingen op te maken zijn, het onderzoek is wat dat betreft zeker niet uitputtend, maar vormt een eerste aanzet.
Delphi-model van hoogbegaafdheid: ervaringen van zijn, denken en voelen in de kerk
In mijn onderzoek maakte ik gebruik van het Delphi-model van hoogbegaafdheid. Het grote voordeel van dit model is dat het niet primair gericht is op hoogbegaafdheid in een educatieve setting, zoals met een flink aantal andere modellen wel het geval is, en ontwikkeld is vanuit een intern perspectief. Oftewel: het model is ontwikkeld vanuit het perspectief van hoogbegaafden en hoogbegaafdheidexperts zelf. Dat maakt het bij uitstek geschikt voor onderzoek naar persoonlijke ervaringen.
Links in het model worden de drie kerncomponenten van een hoogbegaafde weergegeven: zijn, denken en voelen. Het ‘zijn’ wordt gekenmerkt door autonomie, waarvan bekend is dat het bij hoogbegaafden zeer sterk ontwikkeld is, vaak al vanaf bijzonder jonge leeftijd. Uit het onderzoek kwam naar voren dat deze autonomie heel duidelijk wordt getekend door het ontwikkelen van eigen visies op theologische (bijvoorbeeld dogmatische) kwesties, alsook het niet zomaar aannemen van dat wat bijvoorbeeld door een predikant of ander persoon met autoriteit wordt verkondigd. Dat zal de meeste hoogbegaafden niet vreemd zijn. Wat opvalt is de mate waarin hoogbegaafden eigen visies ook beargumenteren en beoordelen. Het is een proces van de balans opmaken, wat vaak al begint terwijl iemand bij wijze van spreken nog zit te luisteren tijdens een kerkdienst en bijvoorbeeld thuis verder in een thema duikt om het eigen denken ‘uit te denken’. Dit proces van ‘beoordelen’ wordt aangewakkerd door de autonomie van het zijn, maar versterkt op zijn beurt ook de autonomie weer. Het leidt zogezegd ook weer tot verdere ontwikkeling van de al bestaande autonomie.
Er is een sterke samenhang tussen deze autonomie als de centrale eigenschap van het zijn, en het denken dat sterk kritisch is (zie Delphi-model). Dit kritische denken was de meest besproken factor onder de participanten van het onderzoek. Alle participanten gaven aan kritische vragen te stellen in relatie tot kerk en geloof in brede zin. Zowel omgeving als persoonlijkheid spelen hier een belangrijke rol in. Een hoogbegaafde is persoonlijk gebaat bij, of floreert in, een omgeving waar ruimte geboden wordt voor het stellen van alle mogelijke vragen, waar dat ook aangemoedigd wordt en waar de ervaring is gehoord te worden. Wat betreft persoonlijkheid lijkt een grof onderscheid tussen introvert en extravert te indiceren dat een extraverte hoogbegaafde meer geneigd is om vragen ook hardop te stellen, minder belang hechtend aan hoe deze vragen worden ontvangen. Een introverte hoogbegaafde lijkt meer geneigd vragen rondom kerk en geloof voornamelijk in het eigen hoofd te onderzoeken. Natuurlijk is veel af te dingen op het ruwe onderscheid extravert-introvert. Wel bleek duidelijk dat wanneer vragen onbekommerd worden gesteld en de omgeving daar mogelijk niet mee om weet te gaan, dat vergaande gevolgen kan hebben voor de hoogbegaafde. Denk hierbij aan weggestuurd worden van een zondagsschool, of juist persoonlijk dichtslaan en besluiten maar geen vragen meer te stellen wanneer acceptatie van die vragen uitblijft. Opvallend in het onderzoek was dat het kritische denken veelal gericht is op vragen rondom consistentie binnen kerk en geloof (‘Maar als dit, hoe kan dan dat…’). Daaruit blijkt eens te meer hoe groot het belang van een ‘kloppend geheel’ is voor een hoogbegaafde, wat deels samenhangt met een groot rechtvaardigheidsgevoel.
Dit rechtvaardigheidsgevoel komt eveneens sterk naar voren in de component van het voelen, dat volgens het Delphi-model ‘rijk geschakeerd’ is. Dit kan gevoeld worden als een fysieke ervaring, bijvoorbeeld het in je buik voelen of iets klopt of niet, goed is of niet, rechtvaardig is of niet. Daarnaast bleek dat de sensorische en emotionele sensitiviteit die veel hoogbegaafden bekend is meer ontvankelijk maakt voor fysieke elementen in een kerkdienst. Denk hierbij aan het zien van een doop, het proeven van brood en wijn, of het gezamenlijk zingen van een lied. Doop en avondmaal worden hier als rituelen opgevat, net zoals het ontvangen van de zegen. Belangrijk is dat dit veelal als een positieve ervaring wordt gekenmerkt, in tegenstelling tot het vaker voorkomen van negatieve ervaringen rondom het kritische denken. In fysieke elementen in een kerkdienst wordt door hoogbegaafden gemakkelijker iets ‘ontvangen’, tegenover een gevoel van iets moeten (op)geven in het participeren in een kerkdienst.
Weggaan, blijven of ertussenin: posities en strategieën
Wanneer je als hoogbegaafde je gelaagde en soms ingewikkelde ervaringen hebt met kerk, een kerkdienst en geloof in brede zin, hoe verhoud je je dan tot een kerkelijke gemeenschap en kerkdienst? De een vindt een werkbare weg om te blijven participeren, anderen kiezen ervoor of zien geen andere optie dan de kerk te verlaten. In het laatste geval betekent dat geenszins dat het geloof op zich de rug wordt toegekeerd, hoewel het ook kan gebeuren dat er een heel eigen godsbeeld en een andere invulling van wat geloof dan is wordt ontwikkeld. Ik noem hier de vier centrale posities die uit het onderzoek naar voren kwamen. Deze posities zijn de eerste resultaten van empirisch onderzoek naar hoogbegaafdheid en (christelijk) geloof en nodigen uit tot verder onderzoek en aanvulling.
De eerste positie is jezelf buiten de kerk plaatsen, weggaan. Gevoelens van teleurstelling of een gebrek aan vervulling spelen hier een rol in, en het proces kan lang duren. Zo beschreef een van de participanten dat al vanaf jonge leeftijd (te) veel vragen bestonden en een gevoel van ‘hier niets meer te zoeken of te vinden hebben’ overheerste. Uiteindelijk is het officieel uitschrijven dan nog slechts een administratieve daad. Geloof of God kan dan worden tot iets wat je in jezelf kunt vinden, een soort stille plek in jezelf. Wanneer de behoeften van een hoogbegaafde niet tegemoet worden gekomen in een kerk, kan iemand er ook voor kiezen om zelf ‘een kerk’ te faciliteren, bijvoorbeeld door een kleine gemeenschap van gelijkgestemden in factoren als saamhorigheid en gemeenschap te creëren. Voor een hoogbegaafde ontstaat hier de mogelijkheid om de behoefte aan diepe verbondenheid, een sterke behoefte en iets wat gemist kan worden in een reguliere kerk, zelf vorm te geven en te voeden. In die zin faciliteert een hoogbegaafde zelf wat diegene nodig heeft of waar diegene behoefte aan heeft.
De tweede is een positie waarin een hoogbegaafde betrokken blijft bij een kerk, maar strategieën ontwikkelt om ‘vol te houden’. Er zijn dan redenen om wel te blijven, bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voelen om de kinderen wel te laten opgroeien in een kerkelijke gemeenschap en zo iets mee te geven. Strategieën die dan ontwikkeld worden zijn bijvoorbeeld een beetje achterin de kerk gaan zitten met telefoon, pen of papier en parallel aan de dienst artikelen te lezen of onderwerpen die voorbijkomen te googelen en zo de eigen behoefte aan kennis te voeden of opkomende vragen meteen uit te kunnen zoeken. Ook selectief diensten bezoeken of gedeelten van diensten bezoeken is een strategie. Het brein van een hoogbegaafde staat nooit stil, simpelweg luisteren en aannemen wat er tijdens een dienst gezegd wordt is veelal niet te doen. Door een telefoon erbij te houden of tussendoor even wat zinnen uit te wisselen met een partner over er gehoord wordt ontstaat een manier van het kritische denken omdraaien: het houdt een hoogbegaafde erbij, juist door extra dingen te doen tijdens een kerkdienst wordt het eigen denken actief gebruikt en ingezet. Ook een focus op sensorische elementen kan helpend zijn en een strategie zijn. Dat houdt in dat een hoogbegaafde weet dat een gesproken preek mogelijk niet voedend is, maar dat een gevoel van vervulling kan ontstaan door gericht te zijn op samen zingen of bewust de zegen te ontvangen.
Een derde positie is blijven met een sterk spirituele focus. Dit, een vorm van spiritualization, behelst het zoeken naar een grotere spirituele samenhang. Dat wordt veelal aangestuurd door het kritische denken en heeft als doel betekenis te geven aan iets wat niet anders niet per se als zinvol of betekenisvol wordt ervaren. Een voorbeeld kan zijn een ruzie met een vriend(in) die wordt gezien en ingevuld als een vorm van geestelijke strijd, waarbij dus de ruzie over het alledaagse niet meer centraal staat, maar de gedachte dat er een hoger geestelijk doel of motief in meespeelt. Betrokken blijven bij een kerk is een onderdeel van deze spirituele focus, maar vaak wordt het aangevuld met het bezoeken van bijeenkomsten met een sterke geestelijke lading. Niet alleen in het alledaagse leven worden gebeurtenissen geduid in religieuze termen, maar ook tijdens een kerkdienst wordt dat wat wordt gezegd en gedaan bekeken (of beoordeeld) door de eigen ontwikkelde spirituele lens. Zogezegd wordt het (vermeende?) onderscheid tussen een zondagse kerkdienst en het doordeweekse leven fluïde; samenhang en coherentie is zeer belangrijk. Juist omdat de kerk een broedplaats van geloof of religiositeit is, blijft kerkgang belangrijk. Tegelijk kan het een reden vormen om niet meer te gaan, als het niet ‘matcht’ met de eigen spirituele visie.
De laatste positie, wellicht meer een houding te noemen, is betrokken blijven vanuit een houding van bewuste openheid. Ik noem deze houding ook wel receptiviteit. Wat hierin opvalt is dat een hoogbegaafde betrokken blijft bij een kerk, maar met a) een groter besef van hoe de eigen hoogbegaafdheid een rol speelt in hoe een kerkdienst ervaren wordt; b) een doordachte reflectie op eigen geloof en godsbeeld. In het eerste geval is een hoogbegaafde zich er sterk van bewust dat een kerkdienst wellicht niet beantwoord aan de eigen verwachtingen en behoeften, maar weerhoudt dat er niet van om toch te gaan, bijvoorbeeld met gebruik van een of meer van de strategieën uit de tweede positie. In het tweede geval speelt het bewustzijn van een transcendente God die menselijk kennen overstijgt een grote rol. Dat houdt in dat er bewustzijn is van het altijd tekortkomen van wat menselijkerwijs over God gezegd kan worden, implicerend dat bijvoorbeeld een preek nooit volle waarheid presenteert maar (slechts) een puzzelstukje. Dat biedt vervolgens ruimte aan het eigen, kritische denken, dat dan ook ten volle een plek mag krijgen. De houding van receptiviteit kenmerkt zich dan ook door een zekere berusting van waaruit opnieuw of voor het eerst gezocht en gevraagd mag worden. Het opent daarmee ook een deur voor de hoogbegaafde om vanuit de eigen identiteit en specifieke hoogbegaafdheidskenmerken te participeren, bijvoorbeeld in een actieve functie in de kerkenraad. Het eigene van deze positie en houding is dat wordt opgemerkt en geaccepteerd dat er vragen of moeilijkheden zijn in de verhouding tussen hoogbegaafdheid en kerk, en van daaruit een bewuste keuze wordt gemaakt om met de inhoudelijke vragen of praktische worstelingen toch te blijven en een open blik te houden op wat wél kan, werkt, of voedt.
Eindnoot
Zoals gezegd vormt dit onderzoek een uitgangspunt voor aanvullend onderzoek, het is niet uitputtend. Ten aanzien van de genoemde posities moet vermeld worden dat er uiteraard fluïditeit bestaat: het is goed mogelijk om meerdere posities tegelijk in te nemen, te combineren, of in verschillende fases in het leven te schuiven van de een naar de ander, of heel andere posities te ontwikkelen. De beschreven ervaringen zullen wellicht voor menig hoogbegaafde niets nieuws onder de zon zijn; het kan datgene zijn wat je al zo vaak en in zo diverse situaties hebt ervaren. Echter is kennis rondom hoogbegaafdheid in de kerk nog steeds (zeer) beperkt. Het in kaart brengen van deze ervaringen kan een aanknopingspunt zijn voor beginnend of voortgaand gesprek in kerkelijke gemeenschappen, waar iedereen een eigen plek heeft, in mag nemen of los mag laten.
Bij vragen of opmerkingen en voor het opvragen van het volledige (Engelstalige) artikel kun je een e-mail sturen naar suzanne@solconmail.nl