Kennisbank

Geloofsontwikkeling bij adolescenten met kenmerken van hoogbegaafdheid

‘Mijn vragen worden vaak niet beantwoord!’

Geloofsontwikkeling van hoogbegaafde jongeren

Door Willemien Schollaart-Vogel

Al op jonge leeftijd kunnen hoogbegaafde kinderen diepzinnige vragen stellen. Zo ook de driejarige Ben, wiens moeder hem probeerde uit te leggen waarom Jezus moest sterven. Zijn moeder was stomverbaasd toen hij concludeerde: ‘Maar eigenlijk had de duivel toch aan het kruis moeten  hangen?’ Ook Nynke stelde lastige vragen aan de juf toen ze nog maar in groep 1 zat: ‘Jezus is de Zoon van God en wij zijn kinderen van God.’ De juf beaamde dat. ‘Hoe kan het dan dat Jezus wel opstaat uit de dood en wij niet?’ Tja, daar had de juf niet één, twee, drie antwoord op.

Ben en Nynke hielden ervan om na te denken over God en geloof. Tijdens hun kindertijd waren ze openhartig en konden hun ouders de lastige vragen nog aan. Maar wat als Ben en Nynke ouder worden, de vragen die zij stellen ingewikkelder worden en zij merken dat hun omgeving verbaasd, ja zelfs geïrriteerd gaat reageren als ze hun hart luchten? ‘Toen ik nog erg klein was nam ik dingen makkelijker aan dan ik nu doe’, vertelt Marieke (18). ‘Het beeld dat ik van God had, was eigenlijk tot stand gekomen door de bijbelverhalen op school en de liedjes die ik leerde over God. God was heel groot, woonde boven de wolken en kon alles. Daar twijfelde ik gewoon niet aan. Toen ik een jaar of dertien was heb ik het daar wel moeilijk mee gekregen. In de kerk werd nooit gesproken over  twijfel,  terwijl voor mij ineens alles onduidelijk en moeilijk te geloven werd. Gesprekken op kampen  en dergelijke hebben me daar gedeeltelijk wel doorheen geholpen, maar de kerk heeft daarin  voor  mij niet zoveel betekend.’

Vragen, vragen, vragen…
Veel hoogbegaafde jongeren worstelen met geloofs- en zingevingsvragen. “Waarom leef ik?’ en ‘Wat gebeurt er als ik dood ga?’ Het is door middel van onderzoek ondertussen al talloze malen vastgesteld dat hoogbegaafde jongeren een cognitieve voorsprong hebben op hun leeftijdsgenoten. Het meest interessante onderdeel van Fowler’s theorie is de overgang van stadium drie (synthetische-conventioneel geloof) naar stadium vier (inviduatief-reflectief geloof). Deze overgang kan als een crisis ervaren worden, omdat de jongere kritisch gaat reflecteren op eigen geloof en waarden en gaat inzien hoe relatief deze zijn.

Hoe reageren?
In mijn onderzoek naar geloofsontwikkeling vergeleek ik de uitkomsten van jongeren met een gemiddelde intelligentie met die van jongeren met een bovengemiddelde intelligentie. Het hele onderzoek is terug te lezen via de link onderaan dit artikel.

Willemien Schollaart-Vogel is orthopedagoog en begeleidt hoogbegaafde kinderen op de basisschool en voortgezet onderwijs. Zij is afgestudeerd op het onderwerp ‘geloofsontwikkeling van hoogbegaafde adolescenten’.

Literatuur:
Welling, F. (2005). Kinderen en slim zijn (p. 117-119). Utrecht
Fowler, J. (1981). Stages of faith. The psychology of human development and the quest for meaning.
San Fransisco: Harper & Row, Publishers.

Download hier het volledige onderzoek:

Geloofsontwikkeling van hoogbegaafde jongeren [PDF]