Kennisbank

Hoe dan?

Passend onderwijs voor begaafde leerlingen

Titel: Hoe dan?

Auteur: Anouke Bakx, Eleonoor van Gerven, Annemieke Weterings-Helmons

Uitgever: Uitgeverij Pica

ISBN: 9789493209350

 

Samenvatting
Een vrij theoretisch boek, dat bedoeld is voor leidinggevenden in het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en beroepsonderwijs. Het helpt richting te geven, hoe onderwijs aan (hoog) begaafde leerlingen vorm te geven. Niet vanuit prestatie, maar juist vanuit een lerende houding voor de leerling om echt pakkend onderwijs te creëren, dat aansluit bij de behoefte die de (hoog)begaafde leerling heeft. Welke rol vervult de leerkracht/ docent? Waar let je op school op, wanneer je beleid gaat maken of herzien?

Het boek
Het boek bestaat uit 6 hoofdstukken met een opbouw rondom visievorming, aan de hand van wetenschappelijk inzichten. Daarvan uitgaande geven de auteurs aan dat er 3 paradigma’s bestaan ten opzichte van het (hoog)begaafdenonderwijs. Eén van deze drie paradigma’s kunnen het uitgangspunt vormen van de visie die je als school hanteert, waarbij zowel de kansen als de belemmeringen overzichtelijk beschreven staan in het boek. Wanneer je als school  een externe inhuurt die helpt met de begeleiding van dit proces, dan is het belangrijk dat dit wel echt jullie visie is als team en school. Creëer met elkaar draagvlak wat goed past bij jullie school, doelgroep, ouders en omgevingsfactoren en richt vanuit hier het curriculum in. Wanneer de grote lijnen staan en er meer ingezoomd gaat worden op vlakken zoals plusklassen, individuele begeleiding, voltijds (hoog) begaafdenonderwijs is het van belang dat je naar aanleiding van de visie de juiste criteria opstelt en vanuit daar handelt. Belangrijk om te weten dat je plusklassen (zowel PO als VO) vanuit verschillende invalshoeken kunt inrichten, je kunt kijken naar een hoog IQ, naar een bijzonder talent, naar kennisinhoudelijke doelen of je selecteert leerlingen met bepaald gedrag. Om passend onderwijs te bieden aan (hoog)begaafde leerlingen is het van belang dat de docent pedagogisch sensitief is, wat inhoudt dat een leerling gezien en begrepen wordt en er adequaat gereageerd wordt op de educatieve behoefte van de leerling. Uit onderzoek blijkt dat hét verschil van goed leraarschap de manier is waarop (hoog)begaafde leerlingen zich gezien en begrepen voelen. Een vervolgvraag voor de schoolse context zou zijn of de leraar zijn rol zo vervult dat de leerling een ononderbroken ontwikkeling door kan maken, waarbij in het boek de focus ligt op onderpresteren, maar deze zou ook breder getrokken kunnen worden. Een absoluut lastig doelgroep onder de (hoog)begaafde leerlingen zijn de dubbel-bijzondere leerlingen. De scholen hebben hun handen vol om deze leerlingen te herkennen (in een eerder gerecenseerd boek is dit al aan de orde geweest), te signaleren, te diagnosticeren en het juiste onderwijsprogramma aan te bieden. Vier aspecten beïnvloeden volgens de auteurs het vermogen tot zelfactualisatie, nml: academische prestaties, cognitieve stijl, intrapersoonlijk inzicht, interpersoonlijke relaties. Deze leerlingen hebben vaak het gevoel dat ze in twee werelden leven (een goed model wat hierbij gebruikt kan worden om inzicht te verwerven is het zogenoemde ‘zijnsluik’ van Kieboom met de embodio’s die er bestaan). Het echte antwoord bestaat er niet hoe alles te kunnen bieden wat deze leerlingen nodig hebben, wel proberen de auteurs aan de hand van de drie paradigma’s richting te geven voor deze belangrijke, maar moeilijke doelgroep die het zo hard nodig hebben. Verder onderzoek is dus absoluut noodzakelijk, om als school uiteindelijk ook deze leerlingen meer te kunnen geven wat ze nodig hebben. Laten we ze in elk geval zien, erkennen en begrijpen en met ze meevoelen.

Conclusie
Het is een boek wat goed te gebruiken is om visie te vormen rondom beleid aan (hoog)begaafde leerlingen, waarbij de drie paradigma’s telkens terugkomen. Wel is het erg theoretisch en het leest niet heel gemakkelijk. Je moet behoorlijke voorkennis hebben wil je goed begrijpen hoe dit boek te gebruiken in je eigen schoolse context. Helemaal zonder begeleiding visie te vormen en te implementeren binnen de school is een behoorlijke, zo dan niet te grote opgave voor een school.

 

Doortje Wüllschleger

Bestuurslid Choochem