Kennisbank

‘Werken met begaafdheid in de klas’

Pedagogische sensitiviteit als leidraad

Titel: ‘Werken met begaafdheid in de klas’
Pedagogische sensitiviteit als leidraad.

Auteur: A. Bakx, E. de Boer, T. van Houtert en M. v.d. Brand.

Uitgever: Koninklijke van Gorcum

ISBN: 9789023258377

 

Samenvatting

Werken met begaafdheid in de klas is een geschikt boek voor het onderwijs met de nieuwste wetenschappelijke inzichten op het gebied van hoogbegaafde leerlingen in de klas. Het geeft de leerkracht zicht op werken met hoogbegaafde leerlingen en geeft tips voor leerkrachten hoe hiermee om te gaan in de klas.

Het boek

Het boek begint in het eerste hoofdstuk met de modellen en theorieën die er tot nu toe zijn ontwikkelt over hoogbegaafdheid, met daarbij beschreven wat ze inhouden. Inmiddels bij veel leerkrachten en intern begeleiders bekend.

Ook in dit boek wordt weer benadrukt hoe belangrijk het is dat hoogbegaafde leerlingen goed begeleid worden en er niet vanzelf komen, dat ze leren om fouten te maken en dan begeleid worden, omdat hier juist het belang van wordt ingezien. Juiste begeleiding is dus essentieel!

De verwachtingen van hoogbegaafde leerlingen is nog altijd zeer hoog. Zij zullen vast ontzettend goed scoren. Helaas niets is minder waar. Er zijn veel hoogbegaafde leerlingen die de CITO-toeten niet goed maken, het lijkt of ze de ‘CITO- taal’ niet goed begrijpen, meerkeuzevragen kunnen lastig zijn, omdat de interpretatie anders kan zijn. Daarnaast moet de leerling een aantal onomstreden gegevens aannemen, terwijl deze voor een hoogbegaafde leerling helemaal niet zo logisch zijn. Eigenlijk zou iedere leerkracht of intern begeleider de CITO-toets van hoogbegaafde leerlingen na moeten bespreken om de gedachtegang bij een antwoord te begrijpen. Het onderzoek van Terman (1920) gaf al uitsluitsel dat wanneer leerlingen een hoog IQ hadden ze nog geen goede resultaten hoefden te behalen, terwijl Terman juist dacht dat deze leerlingen het zouden gaan maken op school. Als schoolorganisatie is het goed om hierbij stil te staan, dit kan een heleboel verwachtingen en vooroordelen wegnemen met betrekking tot hoogbegaafde leerlingen.

De leerkracht is van essentieel belang voor elke leerling in het onderwijs, wat is het fijn wanneer er zoveel echte goede leerkrachten zijn. Maar wat is goed? Volgens hoogbegaafde leerlingen is dit: ‘dat de leerkracht hen aanmoedigt en hen uitdaging geeft, dat ze goed les kunnen geven en kunnen uitleggen, dat ze humor hebben, dat ze betrouwbaar en eerlijk zijn en zorg voor hun als leerling hebben, dat ze aangeven wat ze al goed doen en dat ze hen echt willen begrijpen en zien wat ze nodig hebben.

Een aantal hoogbegaafde leerlingen beschrijft ook nog dat ze niet houden van een schreeuwende leerkracht die er vies uitziet en stinkt en dat ze een fijne sfeer in de klas erg belangrijk vinden. Dit zou kunnen samenhangen met de overgevoeligheden die begaafde leerlingen hebben en dat juist zij dit soort dingen opmerken. Deze overgevoeligheden worden beschreven in hoofdstuk 6, waarbij achtereenvolgens de inzichten van Elaine Aron (zie eerdere recensie over hoogsensitieve ouders), het Zijnsluik uit het model van Kieboom en de overexcitibilities van Dąbrowski worden beschreven met tips voor in de klas (ook te vinden in het boek leven met intensiteit van Piechowski).

Hierna gaan de auteurs in op de mindset. Hoogbegaafde leerlingen hebben moeite met hun zelfbeeld, een juiste mindset kan daarbij helpen. Je mindset beïnvloed je gedrag. De statische mindset kan bijvoorbeeld zorgen voor faalangst, terwijl de groeimindset kan resulteren in willen leren en ontwikkelen en het hebben van doorzettingsvermogen. Uit onderzoek van Carol Dweck blijkt dat ‘taal’ het meest krachtige is in relatie tot mindset. De’ taal’  bestaat letterlijk uit woorden die je kiest. Waarbij de woorden ‘nog niet’ en ‘bijna’ twee belangrijke woorden zijn om niet op te leren geven, maar juist aanmoedigen om door te gaan en zo leiden tot een ‘growth-mindset’.

Vervolgens komen de metacognitieve vaardigheden aan bod. De laatste jaren is er steeds meer bekend over de metacognitiieve vaardigheden en de daarbij behorende executieve functies van hoogbegaafde leerlingen. Het blijkt dat een grote groep hoogbegaafde leerlingen deze vaardigheden niet nodig heeft/ ontwikkeld in het onderwijs, omdat het leerstofaanbod te laag is en ze cognitief te weinig uitgedaagd worden. Zij leren deze vaardigheden dus niet (of te weinig) te gebruiken tijdens hun leerproces zeker in de basisschooljaren. Vanaf ongeveer 8 a 9 jaar kunnen kinderen meta-cognitieve vaardigheden ontwikkelen, maar aanleren ervan kan al mee gestart worden in groep 1. Veel scholen doen dit al door leerlingen te laten plannen in groep ½, wat voortgezet wordt (kan worden) in groep 3. Op latere leeftijd heeft iedereen deze vaardigheden nodig, maar juist dan lopen hoogbegaafde leerlingen erop vast. Complexe opdrachten in een hoog tempo zouden onder andere kunnen helpen (Taxonomie van Bloom) en voor verdere ideeën en informatie verwijs ik u door naar dit boek waar de auteurs hier veel dieper op ingaan en handvatten geven welke vragen je gericht kunt stellen.

In de bijlage is een kenmerkenlijst opgenomen van de hoogbegaafde leerling, van onderpresteerders en een handreiking voor observaties en gesprekken.

Conclusie

Dit boek is geschikt voor leerkrachten, HB-specialisten en intern begeleiders, een mooi laatste update van de wetenschappelijke inzichten die er nu zijn rondom leerlingen met de kenmerken van hoogbegaafdheid. De modellen die er bestaan worden uitgebreid besproken en daarnaast bevat het boek goed tips en hulpmiddelen voor de leerkrachten hoe ze met compacten, verrijken en differentiatie in de klas om kunnen gaan.

Doortje Wüllschleger

Bestuurslid Choochem