Wat zie je eigenlijk als hoogbegaafde leerlingen onder-leren?
Ondanks de toename van de kennis rondom hoogbegaafdheid, valt er nog veel te winnen op het gebied van kennis en begeleiding over onder-leren van leerlingen met de kenmerken van hoogbegaafdheid. Doortje Wüllschleger (onderwijskundige) studeerde af op motivatie en welbevinden van hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Inmiddels werkt ze al ruim twintig jaar als expert hoogbegaafdheid. ‘De diepgaandere kennis die nodig is over onder-leren wordt vaak gemist.’
Wüllschleger, acht jaar betrokken geweest als bestuurslid van Choochem, een christelijke vereniging die mensen met kenmerken van hoogbegaafdheid verbindt en steunt. Het woord ‘onderpresteren’ vindt ze niet fijn, het doet een leerling geen recht. ‘Ik heb het liever over onder-leren. Het doel van het onderwijs is om leerlingen tot leren en ontwikkeling te laten komen. Daar gaat het nog teveel mis bij hoogbegaafde leerlingen die onder-leren en daarom is er diepgaandere kennis nodig. Ik vergelijk het vaak met iemand die aan zijn hart geopereerd moet worden. Dat wil je ook niet laten doen door een orthopeed, maar door een hartchirurg. Een leerling die kenmerken van hoogbegaafdheid heeft, heeft hulp nodig van een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid.’
Rode bril
‘Bij onder-leren zien we onvoldoende aansluiting tussen de ontwikkeling van de leerling en diens ontwikkelingspotentieel. Leerlingen ontwikkelen een negatief zelfbeeld, omdat ze denken dat ze iets niet kunnen, de motivatie neemt af en negatieve overtuigingen voeren de boventoon, zoals: ik kan het niet, het is niet de moeite waard wat ik doe. Prof. T. Kieboom geeft aan dat deze kinderen met een rode bril naar zichzelf kijken en dat we hen moeten leren met een meer groene bril naar zichzelf te kijken. Dit heeft support nodig van ons als leerkrachten en ouders, zodat ze niet vanuit een negatief kader naar zichzelf blijven kijken. Juist dat versterkt demotivatie en daarmee onder-leren.’ Laten we ze leren om hulp te mogen vragen, een open houding: We zijn er voor jou, we horen en zien jou!
Jongens versus meisjes
Wüllschleger: ‘Uit onderzoek blijkt dat hoogbegaafdheid op school bij jongens twee keer zo vaak gesignaleerd wordt dan bij meisjes’. Jongens laten meer externaliserend gedrag zien als er niet voldoende aangesloten wordt bij hun interesses en mogelijkheden. Ze vallen dus letterlijk sneller op, maar laten we de gevoelige kant van deze jongens niet vergeten, onder de oppervlakte gaat veel onzekerheid schuil. Meisjes zijn geneigd zich meer aan te passen, internaliseren meer, waardoor het veel minder opvalt in een klas. De wetenschappelijke uitkomst hiervan zie ik in de praktijk terug in de vele observaties die ik in klassen doe. Meisjes binnen de hoogbegaafde doelgroep die onder-leren ontwikkelen op latere leeftijd vaak angst- en/ of depressieve klachten. Daarnaast kan het al op de basisschool leiden tot lichamelijke klachten zoals hoofd- en buikpijn (somatische klachten). Ook vallen hoogbegaafde leerlingen met een migratie-achtergrond minder op.
Niet erkennen
Het niet erkennen van hoogbegaafdheid in de kindertijd, leidt ertoe dat kinderen ook op latere leeftijd tegen zichzelf aan blijven lopen. Wüllschleger: ‘Dan zie je dat ze op hun werk niet op hun plaats zitten, onder hun niveau werken en geen voldoening uit hun werk halen of moeite hebben met autoriteit. Hierdoor vallen ze uiteindelijk uit, alle reden om de symptomen van onder-leren te kennen. We weten uit onderzoek dat hoogbegaafde leerlingen die onder-leren last hebben van uitstel- en vermijdingsgedrag, opdrachten worden niet afgemaakt, niet goed georganiseerd zijn, onoplettend en weinig concentratie hebben, overprikkeld en erg gevoelig zijn, over-leren (juist enorm veel leren) en het kan terug te zien zijn in gedrag (licht ontvlambaar, ruzie zoeken, snel geërgerd zijn, dominantie, teruggetrokken). De omgeving speelt een heel belangrijke rol voor deze doelgroep, ouders die je echt begrijpen, vrienden die trouw zijn, gelijkgestemden waar je goed mee kunt sparren en discussiëren en de school (of het werk) die aansluit bij jouw leer- en ontwikkelingsbehoefte. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik de persoon Eise Eisinga, die het planetarium heeft gebouwd. Dit deed Eisinga niet alleen, maar hij had goede rolmodellen: zijn vader en zijn oom en zijn broer die hem stimuleerden en meewerkten aan het planetarium. Daarnaast was Franeker in die tijd een Universiteitsstad, waardoor het een bolwerk was van wetenschappers. Met inzet en doorzettingsvermogen werkte Eise zeven jaar aan het nu oudst werkende planetarium.’
Signaleren
‘Signaleren van hoogbegaafdheid is van wezenlijk belang,’ benadrukt Wüllschleger. ‘Voordat leerlingen op school komen, is er al gesignaleerd, door ouders en door de peuterspeelzaal. Een warme overdracht en de eerste zes weken op de basisschool zijn essentieel voor de juiste observatie op kenmerken van hoogbegaafdheid, dit noemen we ook wel ’vroegsignaleren’. Hoogbegaafde leerlingen komen in de kleuterklas binnen, maar functioneren op cognitief gebied al anders dan hun leeftijdsgenoten. Hierdoor ontstaat er frictie bij de leerling, het samen spelen gaat niet zoals hij/ zij had gedacht, het uitdagende van boeken lezen, rekensommetjes maken, creaties maken, schilderen, experimenteren zit er weinig bij. School is helemaal niet zo leuk als dat de leerling dacht. Vaak heeft dit een uitwerking thuis, kinderen reageren zich af, omdat ze zoveel spanning hebben opgebouwd. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat hoogbegaafde leerlingen die onder-leren opvallen door een laag zelfbeeld, lage motivatie, minder doorzettingsvermogen, gebrek aan zelfdiscipline, minder eigen verantwoordelijkheid dragen, zich afhankelijk opstellen en zich te veel aanpassen. Onder hun gedrag zit vaak onzekerheid, omdat ze niet weten hoe ze moeten leren. Ouders spelen een belangrijke rol in het signaleren van onder-leren en zijn een belangrijke bron van informatie. Zij maken mee dat hun kind bij thuiskomst apathisch op de bank zit, enorm druk en onhandelbaar is of totaal overprikkeld.’
Kennis
Wüllschleger: ‘Elk onderzoek weer wijst uit dat de leerkracht het belangrijkste verschil maakt voor de klas. Kennis en competenties zijn essentieel in het benaderen van de hoogbegaafde leerling. Stel jezelf de vraag hoe je naar de leerling kijkt. Hoe meer je weet over hoogbegaafdheid, hoe anders je naar deze kinderen gaat kijken. Voorbeelden van signalen van onder-leren zijn: een grote algemene ontwikkeling, grote interesse in een bepaald onderwerp waar ze alles van weten, ze laten wisselend schoolwerk zien en zijn mondeling vaak beter dan schriftelijk, resultaten op de CITO (of andere LVS-toets) zijn divers (een C of D bijv. voor begrijpend lezen is niet ongebruikelijk), ontwikkelen zich thuis met eigen projecten, hebben grote verbeeldingskracht en zijn creatief, uitzonderlijke resultaten bij projecten waar je het niet verwacht, verrassende opmerkingen van een leerling, bepaalde vorm van humor. Van de leerkracht vraagt dat veel geduld, inlevingsvermogen, kennis van wat onder-leren is en gesprekstechnieken om door de ongeïnteresseerde en ongemotiveerde houding heen te kijken. Als dat lukt, kom je tot de échte kern: de hulpvraag achter het gedrag.’
Haalbaar
Gelukkig is er ook een grote groep hoogbegaafde leerlingen waarbij het wel goed gaat. Echter voor de groep waarbij het niet goed gaat, is nog echt veel werk te verzetten. Onder deze groep neemt het thuiszitten toe. Met elkaar als school en ouder in gesprek gaan en te blijven, want beide hebben hetzelfde doel: Het beste voor het kind. Dit vraagt geduld, empathie en respect voor elkaar. Probeer oprecht te luisteren naar elkaar en wees van beide kanten realistisch. Niet alles wat je wilt, is haalbaar in de schoolse context. Op samenwerkingsverbandniveau wordt er eveneens nagedacht hoe hoogbegaafde leerlingen meer tot hun recht te laten komen in het onderwijs, betrek de leerling erbij!
Doorstroom PO-VO
In de doorstroom PO-VO wordt fors geïnvesteerd. Wüllschleger: ‘Zorg dat je als school een goede signalering hebt, zowel op het PO als op het VO. Ik kom in het VO tegen dat een mentor van een leerling in de tweede klas niet weet dat een leerling hoogbegaafd is, dat een leerling op een voltijdse voorziening of plusklas heeft gezeten. Investeer als school in kennis op het gebied van hoogbegaafdheid en blijf daarin investeren. Maak een PO-VO overdrachtsformulier met daarin onder andere de stimulerende en belemmerende factoren van de leerling, met zwakke en sterke kanten, zwakke executieve functies, met embodio’s die je gesignaleerd hebt bij de leerling en welke ondersteuningsbehoefte noodzakelijk is. Documenteer alles, zodat dit meegegeven kan worden naar het VO en er een meer doorgaande lijn kan ontstaan. Laten we er met elkaar tijdig bij zijn om álle leerlingen met de kenmerken van hoogbegaafdheid tot hun recht te laten komen, want wat een talenten en capaciteiten hebben zij!’
Overgenomen uit DRS magazine, april 2024